Dryade had begin 2024 samen met dertien omwonenden van intensieve veehouderijen de Vlaamse overheid gedagvaard voor haar falend geurbeleid. De rechtbank van eerste aanleg heeft deze vraag afgewezen.
De omwonenden en Dryade vroegen de rechter om vast te stellen dat de ontoereikende bescherming tegen geurhinder een inbreuk vormt op hun fundamentele rechten, met name de eerbiediging van hun woongenot en hun recht op familieleven. Ze eisten dat de overheid werd veroordeeld tot het nemen van passende maatregelen om de geurhinderproblematiek te verhelpen.
Vlaams geurbeleid is niet onwettig
De rechtbank van eerste aanleg van Brussel oordeelde dat de Vlaamse overheid geen fout heeft begaan en dus wel een afdoend geurkader heeft uitgewerkt. De rechtbank verwijst daarvoor in essentie naar enkele algemene (niet-geur gerelateerde) wettelijke instrumenten, zoals de goede ruimtelijke ordening en de milieueffectenrapportageplicht. Bijgevolg is er volgens de rechtbank geen sprake van een inbreuk en wordt de vordering om passende maatregelen te nemen afgewezen.
Beperkte bijsturing van het geurbeleid
In 2024, enkele maanden na de ingebrekestelling van de omwonenden en Dryade, heeft de Vlaamse overheid een “Aangepaste beoordeling geurhinder bij veehouderijen” uitgevaardigd. Deze aanpassing werd doorgevoerd om een aantal onwettigheden in het geurkader te remediëren. “Deze aanpassingen waren een stap in de goede richting, maar bieden nog steeds ruim onvoldoende garanties om de fundamentele rechten van de omwonenden te eerbiedigen. Daarom hebben wij deze procedure voortgezet. Helaas zonder succes. We zullen het vonnis analyseren en zullen ons blijven inzetten voor een gezond leefmilieu ”, stelt Elias Van Marcke, jurist van Dryade.